“Heb je Michael al gezien?” zegt Biker Ed nog voordat hij me zelf begroet heeft. En zonder op het antwoord te wachten: “Weet je dat hij naar Amsterdam verhuisd is?”. Mijn hart bonkt in mijn keel. Niet omdat deze informatie nieuw is, want een kwartier geleden heeft Michael me dit allemaal zelf verteld. Het komt doordat ik me enigszins betrapt voel. Alsof Ed precies weet waarom ik naar dit feest toe ben gekomen. Hij omhelst me en drukt me stevig tegen zijn bierbuik. Zijn grijze baard kriebelt tegen mijn gezicht. “Je bent een topwijf!” zegt hij terwijl hij me loslaat en een biertje voor me bestelt.
Steffie kijkt me met ogen als schoteltjes aan. Ik vergeet altijd dat Biker Ed nogal eng overkomt op mensen die hem niet kennen. “Da’s Ed” zeg ik.”Hij is oké”. Niet helemaal overtuigd schudt ze zijn getatoeëerde hand.
De band begint te spelen en het wordt druk. Stef en ik staan nogal ongelukkig in de doorloop. Ik word de hele tijd heen en weer geduwd door de mensenstroom. Ik zwaai naar bekenden op een paar meter afstand en dan ineens lijkt het alsof ik door de bliksem getroffen wordt wanneer Michael’s blik de mijne kruist. Ik lach. Het is een onwillekeurige lach. Een grijns die alles verraadt.
Zelfverzekerd baant hij zich een weg door de mensenmassa tot hij naast me staat. Opeens speelt de band alleen nog maar liedjes die ik niet hardop durf mee te zingen terwijl ik hem aankijk. “I want you”, “Liefde is een vreemde ziekte” en andere teksten die heel anders klinken als ze waar zijn. De muziek is te luid om een gesprek te voeren, dus staan we daar. Biertje in de hand. Aankijken. Wegkijken. Aankijken. Af en toe raakt mijn arm de zijne, wat me dan bijna de adem beneemt. “Leuk bandje” zeg ik. Hij leunt naar me toe. “LEUK BANDJE” zeg ik nogmaals. We lachen. We nemen een slok. We kijken elkaar aan. “Wordt het nou nog wat tussen jullie?” vraagt een mij onbekende man. “Dat houden we nog even in het midden” antwoord ik diplomatiek. Hij schudt zijn hoofd.
Als de muziek is afgelopen en we met z’n drieën aan een tafeltje zitten blijken we heel goed over koetjes en kalfjes te kunnen praten. Het helpt ook dat Steffie ingeënt is met een grammofoonnaald: die kan echt uren achter elkaar volkletsen in haar eentje. Er vallen geen ongemakkelijke stiltes. “Nu je in Amsterdam woont ben je hier zeker met de bus?” vraagt Steffie aan Michael, die gealarmeerd op zijn horloge kijkt. “Ja” zegt hij. “Ik moet zo weg, anders kom ik niet meer thuis. Of mag ik jou lief aankijken?” vraagt hij mij.
Zo komt het dat we niet veel later gedrieën in de auto stappen. Steffie stelt voor om hem samen weg te brengen, en dat ik haar daarna afzet. Alles in mij schreeuwt NEEEE! Ik weet dat ze dit doet om mij voor ‘fouten’ te behoeden, maar ik had gewild dat ze haar mond hield. “Ik zet jou eerst af” zeg ik op een toon die duidelijk maakt dat ik geen tegenspraak duld.