Maandelijks archief: augustus 2010

wtf?

Die avond in de stad stond ik bij het podium te dansen met Isis en een vriendin die zij had meegenomen. Ik hoopte stiekem op een smsje van Mike. En die kwam ook, rond een uur of tien. Hij was niet van plan nog de stad in te komen. Het was niet helemaal zijn soort feestje. En dat begreep ik ook wel.

Waarom weet ik ook niet, maar ik smste Lars of hij nog in de stad was. “Nee, ik ben thuis. Maar ik kan nog wel komen als je wilt” antwoordde hij. “Nee laat maar hoor, tis al laat. Volgende x beter” schreef ik terug. Maar na twintig minuten kreeg ik weer een bericht: “ben er bijna. waar ben je? x ” Dit was nou ook weer niet de bedoeling. Dat hij in de auto stapte om vanuit Hilversum naar Amsterdam te rijden. Ik liet het berichtje lezen aan Isis, die in de herrie van de band “what the fuck” mimede.

Ja, Berber, dit heb je toch echt jezelf aangedaan.


Oud zeer

Lars en Mike waren wisselend het onderwerp van de onsamenhangende dromen die ik heb tussen slapen en waken, zo rond een uur of zeven die ochtend. Tot de kater in volle sterkte toesloeg. Wijn, bier, whiskey – op mijn leeftijd behoor je te weten dat je dat niet door elkaar moet drinken. En ik was het ook niet van plan geweest, maar Lars vindt dat wij for old time’s sake, Dimple moeten drinken. En om niet moeilijk te doen, drink ik meestal gewoon mee van het bier dat mijn vrienden per meter bestellen. Nadat ik dus al de hele middag wijntjes heb zitten batsen met Isis. Eigen stomme schuld.

De gesprekken van de afgelopen dag zaten desondanks heel helder in mijn geheugen. Lars die die middag mijn hand pakte, en niet meer losliet. Zijn excuses aanbood voor alle lullige dingen die hij mij tijdens onze knipperlichtrelatie heeft aangedaan. En mijn openhartige maar behoorlijk onbeschofte bekentenis dat ik met hem de met afstand allerslechtste sex ooit had. “Je krijgt het voordeel van de twijfel hoor. Waarschijnlijk vrij je nu wel de sterren van de hemel” zei ik omdat ik zelf ook schrok dat ik dat hardop had gezegd.

Bij het afscheid die avond, lang nadat Michael naar huis was gegaan, beantwoord ik Lars’ ik hou van jou  met een welgemeend ik ook van jou.  In het bijzijn van goede vriend Erik. Die er niks meer van snapt.  “Wauw Lars, let een beetje op je woorden. Voor dinges, Lisette?” zegt hij in de veronderstelling dat Lars te beneveld is om zich te herinneren dat hij al vier jaar een vriendin heeft. “Dat is over. Al een paar maanden. Die bitch…” zegt Lars tot ik mijn hand op zijn mond leg om hem te onderbreken. “Mijn grootste fout is dat ik Berber liet gaan.” gaat hij verder. Gênant moment. Ik reageer fel: “Al die keren dat je mij na een paar dagen in de steek liet om vervolgens een paar jaar lang met een ander te gaan samenwonen… Sylvia, Marjolein, Anita, Diana, Lisette en God weet wie ik nog vergeten ben. Ik ben niet stom, Lars. Je vond mij gewoon niet de moeite waard. Je kunt niet meer nemen dan je geeft. ” Zo, dat is eruit. Ik heb het nooit hardop durven zeggen. “Ik stel voor dat wij eerst eens gaan proberen vrienden te zijn.” zeg ik zacht. “Dat wil ik ook Berry, dat wil ik ook. Ik heb je zo gemist”. We wisselen telefoonnummers uit en spreken af elkaar morgen weer op te zoeken als we in de stad zijn.


Nu mocht de wereld vergaan

Vrijdagavond – Isis en ik hadden elk al een paar liter witte slobberwijn achter de kiezen – kwam het sms’je van Mike dat hij op het Leidseplein was. Als een kip zonder kop rende ik in de richting van de pinautomaten om hem op te halen. Ik pakte zijn hand en sleurde hem zowat mee naar het tafeltje waar Isis, Jeff en mijn ex-vriendje Lars zich bevonden. “Jongens, dit is Michael” zei ik. Isis bekeek haar oud-klasgenoot van top tot teen en begon nog voordat hij een stoel bemachtigd had herinneringen op te halen. Lars trok me naar zich toe en kuste me op mijn hoofd. “Dat ik jou heb laten gaan, is echt mijn stomste fout geweest” zei hij. “Je was gewoon een lul” zei ik droog. Ik nam een trekje van zijn joint en verbaasde me erover dat ik niet meteen in een hoestbui uitbarstte. Het moet minstens twee jaar geleden zijn dat ik voor het laatst heb geblowd. “Ik heb je gemist, Ber. Vandaag was echt geweldig.” ging hij verder. Het was misschien de wiet, of de whiskey, of de liters wijn, maar ik voelde me verscheurd en dolgelukkig tegelijk, daar op het terras met Lars en Michael. Isis schudde haar hoofd. Zij is nooit een fan geweest van Lars. En ze vond het duidelijk niet kunnen, dat onderonsje wat we zojuist hadden. Ik schoof mijn stoel naar Mike toe. “Ik ben officieel jarig nu” zei hij met een glimlach terwijl hij op zijn horloge wees. Dankbaar voor het excuus kuste ik hem op zijn lippen. Hij is leuk mimede Isis naar me. Ik voelde me overprikkeld door alle emoties, drank en wiet. En ik hield van deze mensen. Jeff, die ik al mijn hele leven ken. Isis, zijn geliefde en mijn beste vriendin. Lars, mijn jeugdzonde en Michael die zijn hand in de mijne verstrengelde. Het was goed zo. Nu mocht de wereld vergaan.


You’ve got mail

Terwijl ik op het punt sta om met laptop dicht te klappen, attendeert een pling-geluidje mij op het mailtje dat binnenkomt. In de rechter benedenhoek van het scherm verschijnt een pop-up: U heeft een nieuw bericht van Michael Sullivan.

Ik schrik. Dat doet-ie nooit, mailen.

Uiteraard is zijn kattebelletje half zo lang als de disclaimer van zijn kantoor. “Lowlands was tof. Behalve de camping. En het eten. Ik kom van het weekend nog wel naar de Uitmarkt. Bel je als ik in de buurt ben. Mike.”

Ik meen me te herinneren dat hij laatst tegen Steffie zei dat hij de Uitmarkt stom vond. Veel te druk. En hij had er nog nooit iets gezien dat hem aansprak. Dus hij zou zeker niet gaan.
Dit mailtje kwam dus als een echte verrassing.

Hoewel ik dus nog niet weet wanneer en waar, ga ik hem zien dit weekend. Ik loop al sinds gistermiddag met een glimlach van oor tot oor.


Verslaafd

Misschien lijkt het alsof ik alle tijd heb om languit op de bank te liggen met een gezellig zwermpje buikvlinders, maar zo is het niet. Er moet gewerkt worden. Er moeten teksten af. Er moeten pagina’s ingedeeld. Er moeten foto’s besteld. In het leven van een redactieslaaf is weinig ruimte voor wegdroommomenten. Deadlines naderen meedogenloos terwijl ik naar mijn halflege pagina staar.

Ik lijk wel een junk. Ik kan niet functioneren zonder een Michael-shot.
En eigenlijk dan ook niet, want dan ben ik high.

*zucht*


Vagevuur

Mensen die verzuchten dat het zo héérlijk is om verliefd te zijn moeten haast wel masochisitisch zijn aangelegd. Vlinders in je buik, een alles overheersend verlangen en een verlammende onzekerheid… Het is een kwelling! Al blijkt het wel een kwelling te zijn die ik koester. Ik stel immers alles in het werk om deze prille verliefdheid te beschermen. Niets mag overhaast gebeuren. Alles wordt met fluwelen handschoenen aangepakt. Tegen een teleurstelling ben ik nog niet opgewassen. Maar ook succes is me teveel. Verliefdheid is een vagevuur.


De rem erop

“Misschien moet je dan maar eens met hem naar bed” adviseert Isis. Ik rol met mijn ogen. Ze begrijpt het niet. Maar Isis is van mening dat ík het niet begrijp. Goede dan wel slechte seks kan heel verhelderend werken. Als je erop afknapt, is meteen helder wat je moet doen.

Maar op een of andere manier gaat bij mij de rem erop op een gegeven moment. Dat was van het weekend ook zo. Hoewel het alles van me vergt om me los te scheuren van zijn warme lijf, roep ik op een bepaald moment dat ik nodig naar huis moet. Om vervolgens een week lang onrustig te dromen van de meest waanzinnige vrijpartijen. Wat doe ik mezelf aan.


Open deur

Mijn wangen gloeien, mijn vingers tintelen en mijn hart gaat als een razende te keer. 
Een zoen is nooit zomaar een zoen. Het laat de geest uit de fles.
Mijn handen zoeken, vinden, strelen onder zijn shirt. Zijn adem stokt.
“Ik word niet zo vaak aangeraakt door vrouwen” verklaart hij zijn reactie ongevraagd.
Verbaasd kijk ik hem aan. Ik weet dat hij geen vaste relaties aangaat. Maar dat overdreven grote bed moet toch ergens goed voor zijn?
“Alleen jij eigenlijk.” biecht hij op. En dat is al bijna een jaar geleden.
“Ach, ik heb nog wel eens gezoend met een vrouw – ze was er vanavond ook, op het feest.”
“Getrouwd en drie kinderen” is zijn antwoord op de vraag die ik niet stel.  
“Ik ben niet het soort man waar ze op zitten te wachten” zegt hij gegeneerd.
Hoewel het heel verleidelijk is, deze open deur, weet ik dat ik het niet moet doen.
Zeggen dat ik wél op hem zit te wachten. Benoemen wat ik voor hem voel. Want dan rent hij weg.
Mijn antwoord is een zoen. Ik trek hem dicht tegen me aan. Hij draait zijn kruis tegen mijn dij en we happen allebei naar adem terwijl ik zijn opwinding voel tegen mijn been. “Je maakt me gek” fluister ik.


Nieuw huis

Het blijft een onwennig spel van aantrekken en afstoten. Soms lijkt het alsof we al twee jaar lang steeds Eerste Afspraakjes hebben. De zenuwen, de spanning, de aantrekkingskracht, de eerste kus die alles mogelijk maakt. Je zou zeggen dat nu we het patroon kennen, we wel eens een stukje af kunnen snijden op deze omslachtige route.

Aangekomen bij zijn nieuwe appartement bestaat er geen twijfel over dat ik mee naar boven ga. Hij legt me uit waar ik kan parkeren en rent naar de parkeermeter om te zien of er op dit uur van de nacht nog betaald moet worden. Ik voel me als een kind in de rij bij de Efteling.

Mike laat me zijn nieuwe stulpje zien. Een gang met een prachtige houten vloer leidt naar een woonkamer met een moderne, in hoogglans gelakte open keuken. De woonkamer kijkt uit op een straat waar het overdag druk is met trams, auto’s en fietsers. Maar op dit uur is het zalig stil. Enthousiast vertelt hij over de meubels die nog komen gaan, over zijn zoektocht naar de perfecte gordijnen en geheel zonder bijbedoelingen laat hij me de slaapkamer zien die voorzien is van een buitenmodel kingsize bed.

We ploffen in de woonkamer op de bank waar hij me de foto’s laat zien van zijn vakantie, waarover hij eerder op de avond heeft verteld. Tussendoor staat hij een paar keer op om een andere cd op te zetten. We zijn even stil om naar Radiohead te luisteren als hij zich naar me toebuigt en me kust. Ik sta direct in vuur en vlam.


Lift

“Heb je Michael al gezien?” zegt Biker Ed nog voordat hij me zelf begroet heeft. En zonder op het antwoord te wachten: “Weet je dat hij naar Amsterdam verhuisd is?”. Mijn hart bonkt in mijn keel. Niet omdat deze informatie nieuw is, want een kwartier geleden heeft Michael me dit allemaal zelf verteld. Het komt doordat ik me enigszins betrapt voel. Alsof Ed precies weet waarom ik naar dit feest toe ben gekomen. Hij omhelst me en drukt me stevig tegen zijn bierbuik. Zijn grijze baard kriebelt tegen mijn gezicht. “Je bent een topwijf!” zegt hij terwijl hij me loslaat en een biertje voor me bestelt.

Steffie kijkt me met ogen als schoteltjes aan. Ik vergeet altijd dat Biker Ed nogal eng overkomt op mensen die hem niet kennen. “Da’s Ed” zeg ik.”Hij is oké”. Niet helemaal overtuigd schudt ze zijn getatoeëerde hand.

De band begint te spelen en het wordt druk. Stef en ik staan nogal ongelukkig in de doorloop. Ik word de hele tijd heen en weer geduwd door de mensenstroom. Ik zwaai naar bekenden op een paar meter afstand en dan ineens lijkt het alsof ik door de bliksem getroffen wordt wanneer Michael’s blik de mijne kruist. Ik lach. Het is een onwillekeurige lach. Een grijns die alles verraadt.

Zelfverzekerd baant hij zich een weg door de mensenmassa tot hij naast me staat. Opeens speelt de band alleen nog maar liedjes die ik niet hardop durf mee te zingen terwijl ik hem aankijk. “I want you”, “Liefde is een vreemde ziekte” en andere teksten die heel anders klinken als ze waar zijn. De muziek is te luid om een gesprek te voeren, dus staan we daar. Biertje in de hand. Aankijken. Wegkijken. Aankijken. Af en toe raakt mijn arm de zijne, wat me dan bijna de adem beneemt. “Leuk bandje” zeg ik. Hij leunt naar me toe. “LEUK BANDJE” zeg ik nogmaals. We lachen. We nemen een slok. We kijken elkaar aan. “Wordt het nou nog wat tussen jullie?” vraagt een mij onbekende man. “Dat houden we nog even in het midden” antwoord ik diplomatiek. Hij schudt zijn hoofd.

Als de muziek is afgelopen en we met z’n drieën aan een tafeltje zitten blijken we heel goed over koetjes en kalfjes te kunnen praten. Het helpt ook dat Steffie ingeënt is met een grammofoonnaald: die kan echt uren achter elkaar volkletsen in haar eentje. Er vallen geen ongemakkelijke stiltes. “Nu je in Amsterdam woont ben je hier zeker met de bus?” vraagt Steffie aan Michael, die gealarmeerd op zijn horloge kijkt. “Ja” zegt hij. “Ik moet zo weg, anders kom ik niet meer thuis. Of mag ik jou lief aankijken?” vraagt hij mij.

Zo komt het dat we niet veel later gedrieën in de auto stappen. Steffie stelt voor om hem samen weg te brengen, en dat ik haar daarna afzet. Alles in mij schreeuwt NEEEE! Ik weet dat ze dit doet om mij voor ‘fouten’ te behoeden, maar ik had gewild dat ze haar mond hield. “Ik zet jou eerst af” zeg ik op een toon die duidelijk maakt dat ik geen tegenspraak duld.


Relaties

“Hebben we nu wat?” vroeg je als zestienjarige aan de jongen waar je al een paar keer mee gezoend had in het steegje naast de kroeg. En wat vrezen ze die vraag, de puberjongens. Want ze weten het niet. Hun hormonen nemen jou bij de hand, zijzelf staan er maar een beetje lullig het werktuig te zijn van hun losgeslagen gevoelens.

Als dertiger vraag je niet meer “Hebben we nu wat?”. Je wacht tot het moment komt dat hij je aan iemand voorstelt als zijn vriendin, of tot jullie zo vaak onder hetzelfde dak slapen dat het samenwonen heet. Tenzij je van tevoren al weet dat geen van beide ooit het geval zal zijn.

Na een onherstelbaar gebroken hart heeft Michael namelijk besloten dat hij niet geschikt is voor een relatie.  De muur om hem heen begint wat scheurtjes te vertonen, maar écht dichtbij laat hij me nog niet.


Echt

Als je het opschrijft, is het waar.
Misschien dat ik daarom zo lang niets heb gepost op dit blog. En waarom er soms maanden overheen gaan voordat ik Michael een mail of sms durf te sturen.

Alleen als ik naar een feest ga waarvan ik zeker weet dat ik hem tegen ga komen, stuur ik een berichtje. Licht en luchtig. Een waarschuwing dat ik in de buurt ben. Een knipoog. Een vrijblijvende uitnodiging.
Waar hij gelukkig steeds enthousiast op ingaat.

Nooit vraagt hij: Wat wil je eigenlijk van me?
En ook ik vraag van hem geen verklaring voor wat hem steeds weer in mijn armen drijft.
Het lijkt alsof de onzekerheid mij nog meer aan hem bindt.